Onder het afdak hangt een vogelhuisje dat we kregen van vrienden. ‘Alsjeblieft, speciaal voor jullie gejat,’ meldden ze er vrolijk bij. De verdere toelichting ging aan me voorbij. Kan gebeuren. Gaandeweg leer ik, niet altijd alles te willen weten.
Het nestkastje is behoorlijk feng-shui opgehangen, want het wordt onmiddellijk gevonden door een koppel meesjes. ‘Kijk,’ wijst de vogelaar in huis, ‘zie je die met die breed getekende stropdas op zijn buik? Dat is het mannetje.’ Al gauw krijgt het koppeltje jongen en niet zo weinig ook. Hoe dichter je bij het huisje staat, hoe harder je ze hoort piepen. Gelukkig hebben pa en ma Mees duidelijke werkafspraken. De dierenwereld is een overzichtelijke wereld. Het is om beurten ‘jij eruit en ik erin’ en ‘je komt alleen naar huis als je iets te brengen hebt.’ Geen blije blikken bij het weerzien of een enthousiast ‘gaat lekker vandaag hè!’ Maar ook geen discussies of gedoe. Gewoon hard werken tot de jongen groot zijn. Dat pa en ma daarna zelf niet lang meer te gaan hebben, vinden ze niet erg. Het belangrijkste is gebeurd. Ze hebben het leven doorgegeven.
En wij, schaamteloze mezenstalkers bedenken, nu onze eigen jongen op kamers zijn, de gekste dingen om ze terug naar het nest te lokken. We installeren FaceTime en WhatsApp, leggen schone lakens op de bedden en sloven ons uit op machtige ovenschotels. We glimlachen om briefjes op de keukentafel met: ‘Kan iemand mijn was even aanzetten?’ Ja hoor, denken we dan. En als we niet oppassen, hangen we hem ook nog op.
Deze column is gepubliceerd in Dagblad de LImburger en het Limburgs Dagblad op 15 mei 2015.
Haha weer geweldig Ank. Heel herkenbaar… en vooral hun kamertje intact houden zodat het jong er zó weer in kan….