Het l-woord

Illustratie: Annemiek Janmaat

Het was ergens rond mijn vijftigste, toen ik heb geroepen: ‘Jongens, vanaf nu vier ik alleen nog de lustra.’ Om de haverklap was ik alweer jarig. Er was geen beginnen meer aan. Ik herinner me dat de meesten knikten, nog een slok namen en er het hunne van dachten of misschien ook niet. Er was er maar eentje die zei: ‘Nu ben je echt oud.’

Ach. Oud, grijs, op leeftijd. Hoe ze me ook noemen, ik vind het best. Als het maar niet ‘andersactieve’ is, want dat woord verwijst naar bruinglimmende pensionado’s die elke ochtend op een Spaans strandje onder begeleiding van een hippe personal trainer piepend op gang komen door voorzichtig met hun polsen en enkels te draaien. En ik heb geen hippe personal trainer in de buurt, laat staan een Spaans strandje.

Wat ik sinds kort wel heb, is een levensloopbestendige woning. En ik kan u vertellen, hoe weinig last ik heb van kwalificaties als grijsje, oudje en zo meer, zoveel last heb ik van dat begrip levensloopbestendig. Ik weet niet wat het is met dat woord, maar het doet iets met me. Hoewel levensloopbestendig bedoeld is als positieve framing, klinkt het alsof me een hoop narigheid te wachten staat. Iets waar badbeugels, rollators en rolstoelen aan te pas gaan komen. En het is nog maar de vraag of ik die straks nodig heb, toch?

Maar dat is het niet alleen. Het woord gedraagt zich ook vreemd. Het kent zijn plaats niet. Drukt zijn dominante stempel op alles wat hier is aan te raken. Zo vond ik mijzelf gistermiddag terug in de levensloopbestendige keuken van mijn levensloopbestendig huis, terwijl ik dacht: daar zit je dan, aan je levensloopbestendige tafel met een levensloopbestendig lepeltje te roeren in je, ja nu weten we het wel, koffiekopje. Dat is toch raar?

Als we nu eens een vervanger voor dat l-woord bedachten. Doet u mee? Elke suggestie is welkom. Voorportaal van het hospice, daargelaten.

Deze column is gepubliceerd in het Dagblad de LImburger op 26 mei 2018.

 

 

7 gedachten over “Het l-woord”

  1. Beste mevr. Aerts,

    Zojuist de “horizon” van dit weekend uitgelezen en uiteraard dus ook uw – mag ik je zeggen? – column met interesse tot mij genomen.
    Persoonlijk heb ik niet zo’n moeite met de benaming levensloopbestendige woning, maar inderdaad, het kán beter!
    Ik ben zelf 41 jaar werkzaam geweest bij dezelfde werkgever als waarvoor jij nu deze column schrijft. Vond het op mijn 60e méer dan welletjes en ging dus van mijn vervroegd pensioen genieten, sámen met mijn vrouw in een levensloopbestendige woning.
    Tot op de dag van vandaag heb ik daar nog geen spijt van gehad en alhoewel wij ook de term levensloopbestendig bezigden toen wij deze woning kochten was ik daarbij ook al bezig met te bedenken welke problemen er zich in de loop van de tijd in deze woning zouden kunnen voordoen.

    Dit overpeinzende bracht mij tot de volgende suggestie als vervanger voor de term levensloopbestendig: een PRObleem verMIJdende of MIJdende woning. Én bovendien geheel ten behoeve van cq in het VOORdeel van MIJ. Promij dus! Samengevat, een “promijwo”.

    En wie weet, zou leuk zijn als mijn woord nog ooit in de Dikke Van Dale terechtkomt.

    Ik wil mijn reactie besluiten met je verder veel succes toe te wensen met je columns en je werk voor
    mijn vroegere werkgever, ooit Uitgeversmij. Limburgs Dagblad te Heerlen.

    Met vriendelijke groet, Hub Jongen.

  2. Amusant, verwoord; Deze column heeft ook ’n levensloopbestendige humor! Variant op L-woord: Langereigenthuis (woning).

  3. Is levensloopbestendig hetzelfde als barrièrevrij? Want dat vind ik mooi: barrièrevrij. Het klinkt alsof er noch fysieke noch mentale hindernissen zijn. Alsof je kunt blijven doen én denken wat je wilt.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.