‘Jij hebt je zaakjes goed voor elkaar.’ Met een snelle blik scant vriendin N. de woonkamer van wat wij na een jaar nog steeds ‘ons nieuwe huis’ noemen.
Deze column is gepubliceerd in het Dagblad de Limburger op 1 juni 2019.
‘Hoe bedoel je?’ vraag ik. Want voor mij is ‘goed voor elkaar’ een begrip dat verwijst naar een strook behang op een natte muur. Je hebt net gedacht ‘dat zit’ en het komt alweer naar beneden.
‘Nou,’ zegt ze ‘kijk om je heen. Leuk huis, aardige tuin. Goeie plek ook. En…’ ze is nog niet klaar, ‘dan heb je ook nog een fijne vent, kinderen en niet één maar twee interessante banen.’
Ik zeg maar even niets. Mijn intuïtie is aan het woord. En die vertelt me dat het oppassen geblazen is, met vriendinnen die je leven samenvatten in één zin. Zeker wanneer die klinkt als de titel van een treurig tv-programma: je zaakjes goed voor elkaar. Als ik nu meteen zeg ‘klopt, je hebt gelijk’, dan klinkt dat veel te makkelijk. Alsof alles wat geluk heet, spontaan is komen aanwaaien. Dat is gevaarlijk. Voordat je het in de gaten hebt, ben je iemand die in deze contreien ‘unne stuter’ heet. Maar zeg ik ‘ja maar, je moest eens weten’, dan val ik onder een andere, minstens zo sneue noemer: dan ben ik ‘unne zeiker.’
Om niet te hoeven kiezen tussen die twee, loop ik naar de boekenkast. Ik zoek een werk van Marinus Knoope. Geen zweverige goeroe maar een nuchtere fysicus, die zich verdiept heeft in de vraag: hoe boksen mensen hun zaakjes voor elkaar? Met natuurkundige precisie beschrijft hij de ‘natuurlijke weg van wens naar werkelijkheid.’ Het leest als een recept to make things happen.
‘Kijk,’ zeg ik tegen N. ‘dit boekje heb ik al 20 jaar en hiermee is veel van mijn goed-voor-elkaar begonnen.’ Dan, voor de volledigheid:
‘Maar geloof me, het merendeel is stom geluk. Alleen: daar schrijft niemand over.’